Aaanvraag exploitatievergunning horeca: Toets Wet Bibob, zakelijk samenwerkingsverband

Indien een horecaondernemer een aanvraag doet voor een exploitatievergunning, vindt er eveneens een toets plaats op grond van de Wet Bibob. Ook partijen waarmee de aanvrager een zakelijk samenwerkingsverband heeft worden betrokken bij deze toets.

 

Met de Bibob-toets onderzoekt de gemeente of er een ernstig vermoeden bestaat dat de vergunning mede gebruikt zou worden om strafbare feiten te plegen of uit gepleegde strafbare feiten gekregen voordelen te benutten. Hierbij wordt gekeken naar de aanvrager zelf, maar ook naar partijen waarmee de aanvrager in een zakelijk samenwerkingsverband staat. Op grond van vaste rechtspraak is van een dergelijk zakelijk samenwerkingsverband sprake als er een zakelijke relatie bestaat, die gericht is op samenwerking en een zeker duurzaam en structureel karakter heeft.

De aanvrager staat logischerwijs in relatie tot strafbare feiten, indien hij deze strafbare feiten zelf heeft begaan. Volgens de wet staat de aanvrager ook in relatie tot strafbare feiten, indien een ander de strafbare feiten heeft gepleegd, en deze persoon leidinggevende is in de horecazaak van de aanvrager of zeggenschap heeft over de onderneming of financier is. Of als een persoon die een zakelijk samenwerkingsverband tot de aanvraag/het horecabedrijf staat of heeft gestaan. Bij een dergelijk zakelijk samenwerkingsverband hoeft er geen sprake te zijn als er alleen een huurrelatie bestaat. Als de verhuurder de strafbare feiten heeft gepleegd hoeft dit niet altijd een probleem te zijn voor de horecaondernemer. Zodra er wel verdere betrokkenheid bestaat bij de horecaonderneming, zou dit wel een obstakel kunnen vormen voor de verlening van de exploitatievergunning, bijvoorbeeld als de verhuurder een lening verstrekt aan de horecaondernemer/huurder. 

 

In de uitspraak van 19 februari 2025 van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2025:631) ging het onder meer ook om de vraag of er sprake was van een zakelijk samenwerkingsverband. Volgens de Wet Bibob kan de aanvrager ook in relatie staan tot strafbare feiten, in gevallen waarin indirecte zeggenschap bestaat over een rechtspersoon, die strafbare feiten heeft begaan. In dit geval had de betrokkene certificaten van een onderneming, die elk moment kon worden omgezet in aandelen, waardoor hij stemgerechtigd werd. Dit betekende volgens de Afdeling dat betrokkene indirect zeggenschap had of kon hebben over de bedrijfsvoering, waardoor er een relatie stond tot strafbare feiten in de zin van de Wet Bibob. Om die reden was de Afdeling van mening dat er sprake was van een zakelijk samenwerkingsverband.

 

Ook uit deze uitspraak blijkt weer dat de toets op de basis van de Wet Bibob verstrekkend kan zijn. Het is voor horecaondernemers aan te bevelen om voor het indienen van de aanvraag van een exploitatievergunning goed na te denken tot welke partijen er een zakelijk samenwerkingsverband bestaat. In sommige gevallen kan het verstandig zijn om een bepaald zakelijk samenwerkingsverband te verbreken, al hoe wel ook een verbroken zakelijk samenwerkingsverband soms bij de aanvraag kan worden betrokken. Indien u meer wilt weten over de toets op grond van de Wet Bibob kunt u contact opnemen met een van onze specialisten.

Volgende
Volgende

Gratis juridische workshop voor horecaondernemers